Tijdens de behandeling van het voorstel van Wet verbeterde premieregeling -een jaar geleden- is een motie aangenomen om te onderzoeken in hoeverre banksparen kan bijdragen aan een beter pensioenresultaat.
Eerder onderzoek:
Al eerder (2014) zijn opties onderzocht door Lane, Clarke & Peacock Netherlands (LCP) om te komen tot een verbetering van het kader voor premie- en kapitaalovereenkomsten. De conclusie ten aanzien van banksparen luidde dat een bankspaarproduct altijd gecombineerd moet worden met een levensverzekering in de vorm van een direct ingaande lijfrente na een looptijd van ten minste 20 jaar, waarmee de rest van het pensioen tot aan overlijden zeker gesteld kan worden. Het bankspaarproduct heeft namelijk altijd een vaste einddatum en moet minimaal 20 jaar uitgekeerd hebben.. Als die levensverzekering ter dekking van het langlevenrisico er niet zou zijn, dan zou de deelnemer tenslotte te maken krijgen met een forse daling in het inkomen op hogere leeftijd na die 20 jaar. Het is een vereiste van de Pensioenwet (PW) dat een pensioen levenslang moet worden uitgekeerd. Daardoor wordt de deelnemer dus gedwongen om op hoge leeftijd een levenslang pensioen aan te kopen -wat prijzig is- en dus zal het pensioen lager uitpakken. Dit is ook uit het eerder genoemde LCP onderzoek naar voren gekomen. Mede op basis van het LCP onderzoek is verder gewerkt door het kabinet aan de mogelijkheid van doorbeleggen in de premieovereenkomst wat uiteindelijk heeft geresulteerd in de Wet verbeterde premieregeling (1 september 2016).
Hoe zou ‘pensioenbanksparen’ kunnen bijdragen aan een beter pensioenresultaat?:
Om dit vast te stellen zijn onder meer gesprekken gevoerd met de Nederlandse vereniging van Banken (NVB) en Stichting Geldbelangen (SGb). Volgens de NVB zou pensioenbanksparen in potentie tot meer transparantie over het opgebouwde vermogen en lagere uitvoeringskosten kunnen leiden. Ook een voordeel is dat bij overlijden voor de einddatum het opgebouwde vermogen vervalt aan de erfgenamen. Er zijn ook aandachtspunten genoemd. De NVB geeft onder andere aan als aandachtspunt de zorgplicht van banken richting de consument en de daarbij horende bescherming. Net zoals bij individuele premieregelingen is het op te bouwen pensioenkapitaal bij banksparen sterk afhankelijk van de beleggingsresultaten gedurende de looptijd en de uitkering die moet worden aangekocht is sterk afhankelijk van de rentestand op pensioendatum. Hierbij is het afdekken van rente- en inflatierisico’s ook nog van belang. In een bankspaarproduct zijn deze risico’s vaak niet gedekt. Dit omdat de bank de te geven rente laat afhangen van de feitelijke korte rentes gedurende de looptijd van het product. Omdat met de lage rente niet ook nog de inflatie kan worden gecompenseerd zou dit dus tot een afnemende koopkracht kunnen leiden op hogere leeftijd.
Pensioen moet levenslang:
Banken mogen alleen bankspaarproducten afsluiten met een vaste einddatum. Tenslotte is een product waarbij de uitkeringen doorgaan tot het moment van overlijden een levensverzekering en die producten mogen alleen worden afgesloten door levensverzekeraars. Banken kunnen dus het langlevenrisico niet zelf afdekken, dat risico zou dus bij een verzekeraar moeten worden ondergebracht. De kosten van zo een noodzakelijke aanvullende verzekering zal de uitkering bij een bankspaarproduct gaan drukken. Voor de meeste consumenten zal een combinatie van een pensioenbankspaarrekening en een aanvullende levenslange verzekering niet aantrekkelijk zijn omdat dit in veel gevallen zal leiden tot een inkomensterugval na afloop van het bankspaarproduct gecombineerd met de hoge kosten voor de verzekering. Daarnaast heeft de NVB aangegeven dat verzekeraars in de huidige marktomgeving geen interesse hebben om een direct ingaande lijfrente aan te bieden aan personen van wie de startdatum van de uitkering ver voorbij de pensioendatum ligt. Daardoor kan de koppeling tussen beide producten dus niet worden uitgevoerd.
De conclusie van de Staatssecretaris:
Pensioenbanksparen zou in de uitkeringsfase in de huidige (lage) renteomgeving kunnen leiden tot een hogere uitkering dan een levenslange gelijkblijvende uitkering bij een verzekeraar. Echter zijn er dan geen garanties over de hoogte van de uitkeringen en de levenslange duur daarvan. De Staatssecretaris wil niet tornen aan het principe van een levenslange uitkering en dus zal een bankspaarrekening altijd samen moeten gaan met een aanvullende verzekering in de uitkeringsfase. Deze combinatie is op dit moment niet commercieel uitvoerbaar. Als (aantrekkelijker) alternatief wordt het doorbeleggen tijdens de uitkeringsfase aangedragen. Voor de korte termijn wordt de mogelijkheid van de pensioenknip aangehaald die tot 1 juli van dit jaar is verlengd.
Onze visie:
Wij vinden het onderzoek en de reactie van de Staatssecretaris niet uitblinken en duidelijkheid. Het is vaag gesteld en dat maakt het ook lastig beoordelen. Wat wel opvalt is dat er in de kamerbrief met geen woord gerept wordt over de opbouwfase en dat is een gemiste kans. Overigens komen bij banksparen in de opbouwfase dezelfde nadelen boven water als bij de PPI, zoals bijvoorbeeld het apart moeten regelen van de risicoverzekeringen. Onze afdronk is dan ook dat we niet zo heel veel hebben aan het onderzoek en de kamerbrief.
Doordat de productontwikkeling bij verzekeraars niet stil heeft gestaan zijn er momenteel gelukkig de nodige alternatieven om ondanks de lage rentestand een financieel stabiele oude dag na te streven. Dit maakt het gemis van banksparen een stuk draaglijker. Voorbeelden in pensioenland zijn ‘hybride ’regelingen waarbij er een combinatie gemaakt is van beleggen en garantie. Hierdoor zit de deelnemer zelf achter het stuur om te bepalen welk deel hij/zij gegarandeerd wil ontvangen en met welk deel er (door-) belegd kan worden. Ook deposito beleggen behoort tot de mogelijkheden. Lifecycle beleggen heeft ook de nodige aanpassingen ondergaan. Een sterk punt van het life cycle beleggen is ook dat in combinatie met het doorbeleggen na pensioendatum sprake is van collectief beleggen voor en na pensioendatum. Derhalve is zo bezien van echt individueel beleggen geen sprake. De verdelingen van aandelen en obligatie/ vastrentende waarden zijn ook veranderd, dit om ook tegen (of na) de pensioendatum nog een behoorlijk rendement te kunnen behalen. Vanwege deze ontwikkelingen is pensioenbanksparen niet echt een noodzakelijke uitbreiding en kan men vooralsnog goed vooruit met het huidige aanbod van producten. Wel willen wij nog waarschuwen dat de hybride oplossingen ook niet snel een oplossing zullen geven voor de lage rente en stijgende levensverwachting. De kans op tegenvallende pensioenuitkeringen blijft derhalve onverminderd groot. Alleen als de behaalde rendementen structureel hoog blijven zal dit worden voorkomen. Maar niets is zo onvoorspelbaar en onzeker als de financiële markten met haar toppen en dalen.